

Witvissen is een populaire vorm van vissen die zich richt op het vangen van zogenoemde "witvis". Dit is een verzamelnaam diverse zoetwatervissoorten met een zilverkleurige schubben, zoals brasem, bliek, kolblei en zeelt. In tegenstelling tot roofvissen zoals snoek of baars, voeden witvissen zich voornamelijk met plantaardig materiaal, insectenlarven en ander klein voer. Ook op Het Timmerholt zijn vele soorten witvis te vinden en te vangen.
Er zijn verschillende technieken binnen het witvissen. Zo is vaste stok vissen ideaal voor kortere afstanden en kleinere wateren, terwijl met de feeder op grotere afstand gevist kan worden, meer precisie geeft bij het voeren en spanning bij de aanbeet. In wedstrijden wordt het witvissen vaak beoordeeld op het totale gewicht van de gevangen vis, wat het tot een spannende en strategische sport maakt.
Wat witvissen aantrekkelijk maakt, is de laagdrempeligheid. Er is geen uitgebreide uitrusting nodig om te beginnen. Geduld en techniek spelen een grote rol, want het goed presenteren van het aas en het lezen van de dobber en hengel zijn essentieel voor succes.
Als starter raden wij u aan te beginnen met een vaste hengel van 4 tot 6 meter. Dit type hengel is eenvoudig in gebruik en ideaal voor korte afstanden. De hengel kan worden uitgerust met een lichte dobber, dun nylon vislijn (0.10-0.14 mm) en een klein haakje (maat 16 tot 20). Als aas zijn maden, mais en brood uitstekende keuzes. Daarnaast is lokaas of voer belangrijk om de vis te lokken. Een klein schepnet en een emmer kunnen ook handig zijn.
Voer eerst een beetje om vis aan te trekken en voeg af en toe bij om de vissen geïnteresseerd te houden. Gooi het aas rustig in en wacht tot de dobber beweegt. Een plotselinge zinking of schokje betekent vaak beet dan kunt u met beleid de hengel aanslaan om de vis aan de haak te vangen.
Geduld en rust zijn belangrijk. Witvissen is geen snelle sport, maar juist een vorm van ontspanning. Geluid en snelle bewegingen zouden de vissen kunnen afschrikken.
Wilt u een hengel uitwerpen? Bij de receptie zijn diverse hengelsportbenodigdheden te koop.
Op Het Timmerholt zijn wel zeven verschillende soorten witvis te vangen in de vijver. Hieronder geven we een korte omschrijving van de voorkomende soorten:
Voorn
De voorn, ook wel blankvoorn genoemd, is een van de meest voorkomende witvissen in Nederland. Deze vis heeft een slank lichaam, zilverachtige schubben en felrode vinnen. Voorns komen voor in vrijwel alle wateren, van vijvers tot rivieren. Ze voeden zich met insecten, algen en kleine waterdiertjes. Vooral in het voorjaar zijn ze actief en goed te vangen met maden of brood. Voorntjes worden vaak gevangen bij de oever en vormen een populaire soort voor beginnende vissers. De gemiddelde grootte van de voorn is 15-25 cm.
Ruisvoorn
De ruisvoorn, ook wel roodvoorn of kroesvoorn genoemd, lijkt op de gewone voorn, maar heeft een dieper lichaam en felrode vinnen. De schubben zijn vaak iets grover en het lichaam toont een gouden glans. Ze houden van helder, stilstaand water met veel vegetatie, zoals plassen en vijvers. Ruisvoorns zijn vooral visueel jagers en bijten goed op insecten en klein aas aan de oppervlakte. Door hun felle kleuren en sportieve gedrag zijn ze een leuke soort om gericht op te vissen met lichte hengels. De gemiddelde grootte van de ruisvoorn is 15-25 cm.
De zeelt is een stevig gebouwde vis met een olijfgroene tot bronskleurige huid en kleine, gladde schubben. Hij valt op door zijn dikke slijmlaag en afgeronde vinnen. Zeelten leven graag in stil of langzaam stromend water met veel waterplanten. Ze zijn vooral actief in de warmere maanden en zijn echte bodemeters: ze zoeken hun voedsel tussen plantenresten en slib. De zeelt is schuw en kan lastig te vangen zijn, maar wordt door sportvissers gewaardeerd om zijn sterke weerstand bij het drillen. Zeelten worden gemiddeld tussen de 25 en 35 cm.
Brasem is een bekende witvis die opvalt door zijn hoge, zijdelings afgeplatte lichaam en bronsgrijze kleur. Ze worden vaak in grote scholen aangetroffen in stilstaande of langzaam stromende wateren. Jonge brasems worden soms verward met kolblei, maar volwassen exemplaren kunnen tot wel 60 cm groot worden. Brasems voeden zich met bodemdieren en slib, en zijn goed te vangen met voer dat op de bodem ligt, zoals met een feederhengel. De beet is vaak subtiel, maar de vis levert flink tegenstand. De brasem wordt gemiddeld tussen de 30 en 45 cm.
De winde is een sierlijke, langgerekte vis met een zilverachtig lichaam en soms gouden gloed. De vinnen zijn roodachtig, wat hem onderscheidt van bijvoorbeeld de voorn. Winden komen veelal voor in stromende wateren, zoals rivieren en kanalen, en jagen actief op insecten, kleine visjes en ander dierlijk voedsel. Het zijn snelle, sterke zwemmers die vaak aan het oppervlak jagen. Ze zijn vooral goed te vangen in de zomer en leveren een sportieve drill op. Winde vissen is populair bij zowel vliegvissers als feedervissers. Windes bereiken meestal een lengte tussen de 30 en 50 cm.
De barbeel is een krachtige bodemvis die te herkennen is aan zijn langgerekte lichaam, onderstandige bek en vier karakteristieke baarddraden. Barbeel voedt zich met bodemdiertjes, insectenlarven en mosseltjes. Het vissen op barbeel vereist stevig materiaal, want deze vis staat bekend om zijn brute kracht en snelle runs. Ze zijn vooral actief in de zomer en het najaar en vormen een geliefde vangst onder sportvissers. De barbeel wordt gemiddeld tussen de 40 en 60 cm.
Kolblei
De kolblei is een kleine, platte witvis die vaak wordt verward met jonge brasem. Ze zijn te herkennen aan hun iets langere borstvinnen en zilverkleurige lichaam. Kolbleien leven in scholen en zijn vaak te vinden in dezelfde wateren als brasem. Ze voeden zich met plankton, algen en kleine bodemdieren. Hoewel ze niet groot worden, kunnen ze in grote aantallen gevangen worden. Voor wedstrijdvissers is de kolblei een interessante soort, omdat ze snel achter elkaar te vangen zijn bij goed lokvoer. De kolblei heeft een lengte tussen de 15 en 25 cm.